De meerwaarde van het register Jongerenwerkers

Op 17 mei 2022 opende het register Kinderwerkers en Jongerenwerkers. Beroepsvereniging BVJong is de drijvende kracht achter dit nieuwe register. Bianca Boender van BVJong vertelt waarom het register er moet komen en hoe het kinder- en jongerenwerkers helpt om hun vakbekwaamheid te tonen én te verbeteren.

Waarom moest dit register er komen?

Omdat het er nog niet was! Kinder- en jongerenwerk is zo’n specifiek vak. Je hebt wel het register Sociaal Werkers maar dat dekt niet goed de lading van het jongerenwerk. Als beroepsvereniging kregen we ook daarom van jongerenwerkers de vraag waarom er geen register was. Een andere directe aanleiding was dat we in 2018 het competentieprofiel hebben opgesteld: een soort overzicht van de kwaliteiten die een goede jongerenwerker moet hebben. Toen dat profiel er was wilden we dat er een register kwam dat die competenties kan borgen.

Op welke wijze doet het nieuwe register recht aan het specifieke vak van jongerenwerkers?

Het uitgangspunt van het register is het beroepscompetentieprofiel. Dat sluit aan op het Kwaliteitslabel van Sociaal Werk Nederland. Voor het competentieprofiel hebben we de kwaliteiten beschreven in een zogenaamde competentiematrix. Wat zo specifiek is aan het jongerenwerk is dat het contact met jongeren altijd vrijwillig is. Er is geen verplichting, zoals dat vaak wel het geval is in de jeugdzorg. Jongerenwerkers begeleiden de vrijetijdsbesteding en zijn daarmee een spil in het complete netwerk van de jongere: ouders, vrienden, school en soms ook de politie en hulpverlening. Dat maakt dat kinder- en jongerenwerkers domeinoverstijgend werken. En dat domeinoverstijgende werk zorgt ervoor dat er veel verschillende factoren zijn die bepalen hoe goed een jongerenwerker zijn of haar werk doet.

Hoe komen die verschillende competenties terug in het register Kinderwerkers en Jongerenwerkers?

We hebben de competenties onderverdeeld in drie categorieën: streetwise, booksmart en systeemsensitief. Misschien weet je als jongerenwerker wel supergoed wat er op straat speelt en maak je makkelijk contact met de jongeren, maar vind je het lastig om je weg te vinden in het contact met de gemeente. Dan ben je meer streetwise dan systeemsensitief. Dat geeft niet, we willen recht doen aan die verschillende vaardigheden. Daarom doe je, voordat je je in het register laat registreren, een test. Die test (de competentiematrix) laat zien in welke vaardigheden je uitblinkt en hoe dat zich verhoudt met de andere competenties. Met die uitkomt kun je twee dingen doen. Of je stelt het doel om je ‘mindere’ punten te verbeteren of je kiest ervoor om nog beter te worden in de competentie waar je al goed in scoort. Die test geeft je sowieso meer inzicht in je werkkwaliteiten.

We vragen van de jongeren waar we mee werken dat zich steeds ontwikkelen. Dan kan je het professional niet maken stil te blijven staan.

– Bianca Boender (BVJong)

Spelen diploma’s geen rol?

Jawel, maar dat diploma wilden we niet het zwaarst laten wegen. We willen niet zeggen: mbo is goed, hbo is beter en wo is het best, want zo is de praktijk niet. Opleiding is een indicatie maar zegt niet of je kan doen wat er echt toe doet: jongeren bijstaan in hun ontwikkeling tot emotioneel stabiele volwassenen. Veel jongerenwerkers hebben een sociale opleiding gevolgd, maar lang niet iedereen. Sommige komen uit het leger of de politie of hebben een juridische achtergrond. Die professionals willen we niet van het register uitsluiten.

Welke stappen doorloop je met het register?

Het doel is dat je echt kijkt naar je persoonlijke ontwikkeling. Daarom vul je eerst de competentiematrix in en zet je een 360° feedback uit. Een 360° feedback is een vragenlijst die je laat invullen door de mensen met wie je werkt: collega’s, cliënten en opdrachtgevers. De vragen in die lijst onderzoeken de wijze waarop je werkt. Het beeld dat anderen van je hebben is natuurlijk niet compleet, maar juist die optelsom van verschillende visies kan heel inzichtelijk zijn. De competentiematrix en die 360° feedback helpen je om je richting te bepalen. Voor dit register stel je een ontwikkelplan op. Daarmee zet je je persoonlijke doelen. Vervolgens zoek je daar de juiste scholing en reflectie-activiteiten bij en die voer je op in je dossier. Je krijgt vijf jaar de tijd om 120 registratiepunten te halen. Die punten zijn weer onderverdeeld in geaccrediteerde deskundigheidsbevordering, reflectie en overige deskundigheidsbevordering.  

In hoeverre kan dit register aansluiten bij de scholings- en ontwikkeltrajecten die jongerenwerkers sowieso vaak doorlopen bij hun werkgevers?

Wat ik zo mooi vind aan dit register, is dat je de registratie aangaat op persoonlijke titel. Je maakt een ontwikkelplan dat op jouw eigen maat is gesneden. Dat kunnen heel goed de persoonlijke doelen zijn die je, bijvoorbeeld tijdens een functioneringsgesprek, deelt met je leidinggevende. Ik denk dat persoonlijke ontwikkeling een vast onderdeel moet zijn van je mindset als jongerenwerker. We vragen van de jongeren waar we mee werken dat zich ontwikkelen. Dan kan je het professional niet maken stil te blijven staan. Maar de meeste kinder- en jongerenwerkers die ik ken zijn heel erg gedreven en bevlogen mensen. Die doen dat al uit zichzelf.

Wat is jouw persoonlijke motivatie om je zo in te zetten voor dit register?

Ik heb jarenlang jongerenwerk gedaan in Rotterdam, vooral met Antilliaanse en Kaapverdische meiden. Het is echt een geweldig vak. Preventief kunnen we zoveel bewerkstelligen. Een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam heeft ook bewezen dat ons werk effect heeft. We zijn van invloed. Dan moeten we het voorbeeld geven en zorgen dat er goede professionals klaarstaan voor die jongeren. Een beroepsregister draagt er ook aan bij om iedereen daar bewust van te maken.

Lees hier meer over het register Kinderwerkers en Jongerenwerkers.

Tekst: Peter de Koning